Waterkracht wordt al eeuwenlang nuttig gebruikt in Limburg. Al in de 11e eeuw kende Maastricht al het gebruik van schipmolens op de Maas.
Een schipmolen is een watermolen op een schip. Dat schip ligt in een rivier voor anker; de kracht van de waterstroming werd gebruikt om de molen te laten draaien. De oorsprong van dergelijke schipmolens gaat terug naar de 1eeeuw na Christus. Tot in de tweede helft van de 19e eeuw werden deze drijvende molens op rivieren ingezet om graan te malen.
Om de stroming goed te kunnen benutten werden schipmolens zo ver mogelijk naar het midden van
de rivier gelegd. Bij de passage van een schip werd de schipmolen uit de vaarroute getrokken door de kabels waarmee hij aan de wal verankerd lag, in te halen. Dit gebeurde met handkracht met vanbehulp van een lier of een kaapstander.
Bij Maastricht lagen een aantal schipmolens ter hoogte van de Maria en de Hoenderstraat, even ten zuiden van de huidige Wilhelminabrug. Door de opkomst van stoomschepen nam het scheepvaartverkeer toe en het werd sneller. Het ondervond veel hinder van de traag manoeuvrerende schipmolens. In de winter hadden de schipmolens veel last van
ijsgang. Logisch dus dat gezocht werd naar mogelijkheden om de watermolens op de wal te bouwen, soms langs speciale toevoerkanalen of rivieromleggingen. Ook werd gebruik gemaakt van natuurlijke nauwere doorgangen, zoals bij het toenmalige St. Anthoniuseiland in De Maas bij Maastricht. Daar kreeg Mathieu Dubien in 1705 toestemming een graanmolen boven de watergeul van de Maas te bouwen. De molen werd in de loop der jaren steeds verder uitgebreid en ook als zaagmolen gebruikt. Totdat Rijkswaterstaat de molen kocht en in 1895 afbrak om de Maas te kunnen verleggen. Daarbij werd ook het eiland afgegeraven.